“The eye is the organ of distance and separation, whereas touch is the sense of nearness, intimacy and affection. The eye surveys, controls and investigates, whereas touch approaches and caresses,” aldus Pallasmaa 

Text by Lut Pil, January 2014

“… an almost physical emotion…”

  How are you doing?  How are you doing?  How are you doing?

Screen Shot 2014-01-06 at 16.25.45

Driemaal wordt de vraag en het tekstveld rond de woorden in rijstpapier gelaserd in de video Data Soup (2013). Dan snijdt de robotarm uit het papier de bedenking ‘is interactive cross trans or just media?’. De berichten zijn digitaal ingezonden door deelnemers aan de Interactive Reality Conference, in november 2013 georganiseerd door het International Documentary Film Festival Amsterdam en de Brakke Grond. Bij de lunch liggen de rijstpapieren zinnen naast het bord van hun auteur. De vragen die in een internetcultuur immaterieel worden doorgestuurd, krijgen hier een variant in gepersonaliseerde vermicelli. Caro Van den Hole – MaisonCaro – creëert voor de deelnemers een situatie waarin tekst opnieuw zintuiglijk en bijzonder wordt. Hun bericht wordt een tastbare en eetbare gespreksopener voor geanimeerde discussies met tafelgenoten. In de context van een symposium over de toekomst van documentary storytelling in het tijdperk van de interface is het haar manier van omgaan met de nieuwe media. Digital storytelling wordt in de uitwerking van MaisonCaro niet enkel terug opgenomen in een orale vertelcultuur, maar wordt bewust ook opnieuw een multisensoriële ervaring.

Open netwerken, open gehouden boodschappen, openers voor een gesprek.

maisoncaroos-milaan-riengeypen

Open design is een goede beschrijving van het werk van MaisonCaro, vanuit verschillende perspectieven. De ontwerpen onderhouden heel wat relaties met ‘open design’. Deels via open source handleidingen realiseerde Caro Van de Hole voor het Gentse kunstencentrum Vooruit het interactieve kussen Talking Pillow (2013) en zette haar onderzoek rond de zitbank gedetailleerd online. Open Structures Stamp (2011) is haar bijdrage aan het OpenStructures-project waar iedereen voor iedereen volgens een modulair constructiemodel componenten kan ontwerpen (openstructures.net). Voor Mookum bouwde ze met The Make Way in C-Mine (2013) een scenografie en communicatie uit rond het begrip ‘crowdsourcing’ en de nieuwe digitale revolutie.

Maar open design verwijst nog veel meer naar de essentie van het werk. Een lege kast als campagnebeeld van Toegepast 17 – editie 2012 nodigt het publiek uit om deze te vullen zodat het zelf de catalogus samenstelt. The Empty Box (2011) wil niet leeg blijven maar in een DIY-filosofie gevuld worden met banale recipiënten die maatbekers kunnen worden bij het koken. Caro Van den Hole ontwerpt concepten en installaties die het alledaagse open zetten voor fragiele, poëtische momenten. Open Structures Stamp (2011) illustreert dit met een object dat speelse actie vraagt. De drukstempel bakent blauwe zones af, als geometrische stukjes sterrenhemel die zich gewillig aanpassen aan het opgegeven raster maar de strakke structuur moeiteloos in beweging zetten. De stempel drukt zijn stempel en drukt die ook niet. Als een spoor van iets dat er is maar zich niet gemakkelijk laat vatten doet de blauwe tekening het rationele kader van het OpenStructures-systeem kantelen naar een ‘andere ruimte’.

Die andere ruimte kan, indien men dat wil, geïnterpreteerd worden als een ‘espace autre’ zoals door Michel Foucault beschreven in Des Espace Autres (1967/1984). Zelf verwijst Foucault reeds naar Gaston Bachelard en de fenomenologie die “ons hebben geleerd dat we niet in een homogene en lege ruimte leven, maar, in tegendeel, in een ruimte die beladen is met kwaliteiten”. Dit geldt niet enkel voor de ruimte van onze dromen, maar ook voor de ruimte waarin we elke dag leven. ‘Espaces autres’ zijn dan reële ruimten die anders zijn dan de gewone ruimten, die de andere reële ruimten contesteren en omkeren. Ze zijn een soort ruimten die zich buiten de andere ruimten bevinden en toch daadwerkelijk lokaliseerbaar zijn.

Zo’n andere ruimte toont zich ook in de video MVI 1040 (2013). Een strakke horizon deelt het beeldveld op in twee blauwe zones, exemplarisch voor een onvatbare eindeloosheid die de verbeelding aan het werk zet. De horizon versterkt deze ‘verplaatsing’. “Ook al lijkt het alsof de zee er eindigt, gedachten aan meer ruimte aan de andere kant van de horizon worden opgeroepen – mogelijk een oneindige ruimte. Op de horizon slaat het zichtbare om in het ingebeelde. En hoe fijner de grens van het zichtbare oogt, hoe duidelijker zowel het ingebeelde als het zichtbare versmolten zijn. Deze ‘doorgang’ bepaalt de aantrekkingskracht van de horizon”, zo stelt Andreas Spiegl. Nadien worden de blauwe zones in het videobeeld concreter en sluiten ze aan op een herkenbaar kustgebied. Het constante geluid van een vliegtuigmotor bevestigt dat de sublieme abstractie in het verlengde ligt van het alledaagse, in een ononderbroken temporele ervaring die niet steeds een overgangsritueel nodig heeft.

In Lonely Island Project (2013), een installatie voor de Maakbar in de Budafabriek in Kortrijk, versmelten de reële en andere ruimte volledig. Een schommel met touwen van veertien meter lang is het dispositief en de toegang tot een ongewone ervaring. De bewegende schommel zet een mechanisme in gang dat op de harde binnenwanden van de Budafabriek een tweede huid projecteert waarin een zacht briesje waait over water dat in het zonlicht flikkert. In slow motion – de schommel heeft een grote radius – en met de blik op oneindig komt men er los van de grond en beweegt men tussen laag en hoog, tussen daar en ergens anders. De installatie geeft ruimte en tijd aan een vorm van zweven in een onbepaalde, open ruimte, “als een remedie tegen het desolate van het op zichzelf staande gebouw en eiland. Het creëert een tegenbeweging, een moment van vrijheid.” Een BUDAbol met een 3D-geprinte miniatuurversie van het gebouw herinnert aan het gekoesterde moment en is een eigentijdse-ouderwetse versie van het droomeiland dat elke sneeuwbol in wezen is.

Screen Shot 2014-01-06 at 16.59.41 copy

Z33_TOEGEPAST18_2013_KVRANCKEN_5453

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Letterlijk licht en open in de ruimte is ook de enscenering die Caro Van den Hole, samen met Kaspar Hammacher als coaches van Toegepast 18 – editie 2013, realiseerde voor de eindpresentatie van dit begeleidingstraject voor jonge designtalenten. De scenografie plaatst zich discreet op de achtergrond en zweeft letterlijk in de tentoonstellingszalen van Z33. De minimale opbouw voor communicatiepaneeltjes en informatiefiches heeft ook hier een schommel als concrete metafoor voor wat de deelnemers van Toegepast 18 onder de titel ‘It’s all in the air’ presenteren: projecten die “zweven tussen het virtuele en het reële”, die “het onzichtbare zichtbaar kunnen maken”.

De grotere installaties van MaisonCaro – Silent Garden of Delights (Festival van de Creativiteit Turnhout, 2012), Cumulus (kunstencentrum Vooruit, 2013) – creëren een wandeling doorheen artificiële landschappen. Zoals in zeventiende-eeuwse schilderijen bestaat de opstelling uit voor-, midden- en achterplannen die toelaten door het landschap te wandelen. De mise-en-scène creëert een zone waarin de toeschouwers actieve deelnemers worden. De installaties spelen met een eerste magisch moment dat verwachtingen creëert. Want de landschappen tonen zich niet meteen. Het zijn afgebakende ruimten die expliciet worden binnengegaan en waarvan de ingang moet worden gezocht, bijvoorbeeld aan de achterkant van de omsloten ruimte. Deze ervaring van een ruimte binnengaan is onder meer door Juhani Pallasmaa onder de aandacht gebracht in The Eyes of the Skin. Architecture and the Senses (1996), een inspirerend boek voor Caro Van den Hole.

1980-01-01 00.00.36

Zich begeven naar de toegang vormt ook een ritueel dat voorbereidt op de overgang naar een andere plek – fysiek en mentaal. Of er is een kijkgat dat op zich reeds een performance in gang zet. Het veroorzaakt een rij wachtenden die uitkijken naar wat er te zien is. Een kijkgat steunt op de aantrekkingskracht van het onverwachte en mysterieuze aan de andere kant van de deur of wand, een verleiding zoals die er ook is bij projecties, kijkdozen, diorama’s en lichtbundels waarin zich vreemde dingen afspelen. Gluren in een constructie is overigens een vertrouwd gegeven in het concept van het surrealistische huis, een huis dat Caro Van den Hole met een poëtische subversie à la Paul Nougé actualiseert. En voor het surrealistische geldt: “All surrealist containment, and the way it permits and encourages the imagination to work, continuously implies some sort of miraculous construction not just in the brain but, and at its best, in the world.”

1980-01-01 00.00.35

Het kijkgat concentreert het kijken en creëert een spanning tussen afstand en nabijheid. Maar het installeert vooral een kijken dat beperkt is, en dat met elke oogbeweging beseft dat de ervaring ontoereikend is. Bij MaisonCaro wordt de toeschouwer in een volgende stap ondergedompeld in een zintuiglijk landschap. Want de dingen worden pas gekend door er mee in contact te komen, door er midden in te staan. De aandacht voor het visuele verschuift dan naar een multizintuiglijke ervaring. “Ik ben meer en meer gefascineerd door wat er buiten het visuele kadert gebeurt”, zegt Carolien Van den Hole. “In onze westerse cultuur primeert het visuele. Ik probeer het zien in zekere zin uit te sluiten door situaties te ontwerpen waar men de huid van dingen kan voelen en waar de zintuigen worden aangesproken. Ik ben in een Aziatisch land opgegroeid en merk nu pas hoe de wijze waarop men daar omgaat met zintuigen en met het efemere invloed heeft gehad.” In een lezing die Peter Zumthor in 2003 hield en in vertaling gepubliceerd is als Atmospheres. Architectural Environments. Surrounding Objects beschrijft de architect de verschillende aspecten die belangrijk zijn om zo’n emotionele ruimte te bereiken.

Het gaat dan om het architecturale lichaam – opgevat als de materiële aanwezigheid van dingen die het architecturale kader vormen –, de compatibiliteit van de gebruikte materialen, het geluid en de temperatuur van de ruimte, de objecten die in de ruimte worden bijeengebracht, de verhouding tussen architectuur die richting geeft en architectuur die aangename verrassingen biedt (een evenwicht tussen leiden en verleiden), de spanning tussen interieur en exterieur, de verschillende niveaus van intimiteit, de wijze waarop het licht op de dingen valt. Deze aspecten maken ook voor Caro Van den Hole het magische van de dingen mogelijk – het magische in de reële wereld. En het is het fenomenologische inzicht van het contact met de wereld en het in de wereld zijn dat haar overtuigt om zo’n uitgebreide aandacht te schenken aan een ervaring die niet door het visuele wordt gedomineerd maar door de expliciete interactie van de verschillende zintuigen.

Cumulus is een installatie waar de toeschouwer rondwandelt in het duister dat vorm krijgt door lichtbundels en lichtreflectie of door het licht van een zaklamp die de toeschouwer zelf moet opwinden. Peter Zumthor zou dit beschrijven als een ruimte die bestaat uit zuivere massa’s schaduw waarin licht op bepaalde plaatsen de duisternis uitholt. In Cumulus hing bovendien een dikke mist waardoor de grenzen van de ruimte en de referentiepunten in dit beweeglijke landschap nog minder te zien waren. Ook daardoor wordt zien lichamelijk: omdat de toeschouwer geen zekerheid heeft, beweegt hij voorzichtig en laat hij zich ook leiden door wat hij hoort of voelt. Hij nadert wanneer objecten herkenbaar worden of neemt juist afstand wanneer obstakels opduiken. Met een zekere spanning exploreert hij dit landschap dat geurt, dat een temperatuur heeft (in de ruimte van Cumulus was het 37 à 38 °C warm), dat stil kan zijn, dat verrassingen in petto heeft. En dat bevreemdende rituelen opvoert: een jongen – een Hopperiaanse figuur geïsoleerd in het landschap – bestuurt met een afstandsbediening een van de met helium gevulde ballonnen/wolken die in hun zweefpositie voortdurend een equilibrium zoeken; de bezoekers lopen met hun voeten door water waaruit ze vanop een bank in plastic verpakt fruit kunnen vissen en opeten.

De installaties vertragen onze omgang met de dingen en creëren een intimiteit en nabijheid waarin kijken zacht aanraken wordt. Dit aanraken versterkt de inhoudelijke betrokkenheid. “The eye is the organ of distance and separation, whereas touch is the sense of nearness, intimacy and affection. The eye surveys, controls and investigates, whereas touch approaches and caresses,” aldus Pallasmaa.

Ook in kleinere installaties zoals Food for Thougth (2012) betekent aanraken zorg dragen. Een witte wolk, eigenlijk bijna een landschap, van driehonderd mastella’s (Gentse donuts) in witte zakjes en evenveel papieren borden die elkaar in evenwicht houden, nodigt uit om haar opstelling te veranderen. De draad van een bord doorknippen impliceert de vallende mastella opvangen. Het vormt het speelse en delicate begin van een eetervaring die lokale producten inzet voor interactie tussen mensen en objecten en tussen mensen onderling.

Het landschap kan ook letterlijk tijdens een performance worden opgebouwd tot een surreële setting, met het publiek als onderdeel van de scène. Met porselein van Belgische ontwerpers construeert een vrouw tijdens een dinner experience in het kader van BoDW 2012 in Hong Kong (Playing Senses, 2012) een stad met torens zoals die daar door de ramen te zien is. In een kort ogenblik van duisternis verlichten piepkleine straatlantaarns de porseleinen gebouwen die de vrouw rond zich op de tafel heeft opgetrokken. Tot het licht in alle felheid weer aanspringt en een danser op muziek de stad afbreekt en met het porselein de tafel dekt. De hoofdmaaltijd die dan wordt geserveerd vormt het middenluik tussen voor- en nagerecht die met witte stillevens en het verhaal van de zijderoute een broos en etherisch triptiek presenteren. WOW-suite (2012) creëerde een zelfde bevreemdende intimiteit in een tableau vivant.

Men kan hier Jorge Luis Borges citeren, en tegelijkertijd laten we dan Pallasmaa aan het woord die The Eyes of the Skin. Architecture and the Senses begint met dit beeld van Borges: “The taste of the apple […] lies in the contact of the fruit with the palate, not in the fruit itself; in a similar way […] poetry lies in the meeting of poem and reader, not in the lines of symbols printed on the pages of a book. What is essential is the aesthetic act, the thrill, the almost physical emotion that comes with each reading.”

1 Andreas Spiegl, ‘A Panorama of the Artificial’, in Eva Ebersberger en Daniela Zyman (eds), Your black horizon Art Pavilion. Olafur Eliasson and David Adjaye, Keulen: Walther König, 2007, p. 86.

2 Mary Ann Caws, ‘How to House the Surrealist Imagination?’, in Jane Alison, The Surreal House, New Haven-Londen: Yale University Press-Barbican Art Gallery, 2010, pp. 42-43, 53.

3 Peter Zumthor, Atmospheres. Architectural Environments. Surrounding Objects, Basel-Boston-Berlijn: Birkhäuser, 2006.

4 Peter Zumthor, O.c., p. 59: “So the first of my favourite ideas is this: to plan the building as a pure mass of shadow then, afterwards, to put in light as if you were hollowing out the darkness, as if the light were a new mass seeping in.”

5 Juhani Pallasmaa, The Eyes of the Skin. Architecture and the Senses, 3de editie, Chichester, West Sussex: Wiley, 2012, p. 50. 6 Juhani Pallasmaa, O.c., p. 17.

Lut Pil

januari 2014